HET RAADSEL ONTSLUIERD!
1) DE VERGETEN IJSTIJD 21.000 JAAR GELEDEN…
De laatste ijstijd; DE TIJD VAN DE MAMMOETEN; ZIE OOK DE FILM … 10.000 YEARS BEFORE CHRIST, EN HET BOEK DE MAMMOETJAGERS …( uitgegeven in 1985; OPNIEUW UITGEGEVEN O.A. ALS E-BOOK IN JAAR 2011)
Het is winter in Nederland.
Er steekt een felle, koude oostenwind die koude lucht meevoert van de ijskap in het noordoosten. ‘s Nachts daalt de temperatuur tot min 30.
Door de felle koude ontstaan er krimpscheuren in de grond, die soms met een luide knal openspringen. Over de kale vlakte stuift zand en sneeuw; het oppervlak bestaat uit een laagje stenen die door het stuivende zand gepolijst worden, op ander plekken liggen lage duinen. Daartussen een netwerk van krimpscheuren. Op wat mossen, gras en een enkele poolwilg na is er geen begroeiing. Zelfs de mammoetjagers komen hier niet….
Zo zag Nederland er zo’n 21.000 jaar geleden uit tijdens het koudste deel van de laatste ijstijd. Een grimmig beeld. Maar dit gold alleen voor de meest extreme kou. Er waren ook warmere perioden met een uitbundig bloeiende steppe-tundra en kuddes mammoeten, en zelfs bossen.
2) DE VOLGENDE IJSTIJD 150.000 JAAR GELEDEN…
Wat zijn ijstijden?
IJstijden zijn perioden in het verleden waarin het klimaat veel kouder is dan nu. Vooral de laatste 2.5 miljoen jaar treden ze regelmatig op. IJstijden (ook: glacialen) wisselen met warmere perioden (interglacialen). Die laatste 2.5 miljoen van de aardgeschiedenis staat bekend als het ijstijdvak of het Kwartair, in het Kwartair zijn dus meerdere ijstijden geweest.
De glacialen zijn vaak langer dan de interglacialen, dus een koud klimaat is eigenlijk gewoner dan het huidige warme klimaat!
Tijdens de ijstijden breiden de gletsjers zich sterk uit, en vormen grote ijskappen in het hoge noorden. De ijskap van Groenland is slechts een mager restant daarvan. In het koudste deel van de laatste IJstijd was het Amerikaanse continent tot aan de grote meren met ijs bedekt, en in Europa kwam het ijs tot in Denemarken en Noord Duitsland.
In de twee ijstijden daarvoor kwam het ijs ook in Nederland: de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe zijn de eind-morenes van de ijskap.
IJstijden hadden niet alleen in het noorden grote invloed.
Over de hele wereld veranderde het klimaat. In Azie staken stofstormen op die voor de afzetting van loess (woestijnstof) in China zorgden.
In de Amerikaanse woestijn ontstonden grote meren. De tropische regenwouden waren veel kleiner en overal waren de gletsjers groter. Doordat er veel water in de ijskappen zat, was de zeespiegel tientallen meters tot honderd meter lager.
Hierdoor vielen veel ondiepe zeeën, zoals de Noordzee, droog. Op die manier ontstonden routes waarlangs mens en dier zich konden verplaatsen, zoals de voorouders van de Amerikaanse indianen, die via de Bering straat vanuit Azië > Amerika binnen trokken.
Voor het Quartair zijn er nog meer ijstijdvakken geweest. Mogelijk is zo’n 600 miljoen jaar geleden er zelfs een periode is geweest waarin de hele aarde met ijs bedekt was (de ‘Snowball Earth’ theorie)!
Bij felle winterkou in arctische gebieden kunnen krimpscheuren in de bodem ontstaan. Sporen van die krimpscheuren worden in Nederland ook in de bodem aangetroffen. De scheuren vormen aan het oppervlak een veelhoekig netwerk. In de winter kan er in de openstaande scheur een laagje ijs worden afgezet. In de zomer dooit het ijs niet weg als de gemiddelde jaartemperatuur beneden de 0 graden is. Als het proces van scheuren en ijsafzetting jaar op jaar gebeurt, ontstaat een vertikale ijslaag in de bodem, een ijswig. Als het klimaat warmer wordt smelt het ijs, maar de struktuur blijft in de bodem zichtbaar. In grote delen van Europa zijn dergelijke fossiele ijswiggen te vinden in lagen die in de ijstijd zijn afgezet door rivieren of door de wind. Ze laten zien hoe koud het klimaat was. Voor de vorming van ijswiggen moet de temperatuur gemiddeld over het hele jaar 4 graden onder 0 liggen. | ||
IJswig polygonen in de toendra in Canada | IJs in ijswiggen in Canada | Fossiele ijswig in een zandlaag uit de ijstijd in Duitsland |
IJstijd onderzoek
Het ijstijd-klimaat is nog steeds een van de grootste raadsels van het klimaat-onderzoek. Bij onderzoek aan ijskernen uit de Groenlandse ijskap bleek 15 jaar geleden dat het klimaat zeer sterk kon wisselen. In zeer korte tijd – een mensenleeftijd of nog korter – kon het van ijzige koude omslaan in een klimaat dat niet veel kouder was dan het huidige, om dan vervolgens weer af te zakken naar ijzige koude.
Ook het einde van de ijstijd is zo snel gegaan, alleen bleef het toen warm, nu al zo’n 10000 jaar heeft zich geen terugval naar koude voorgedaan.
Zolang we de veranderingen in het klimaat tijdens de ijstijden niet goed begrijpen, missen we een belangrijk deel van de kennis die we nodig hebben om het klimaat in de toekomst te begrijpen.
Mensen hebben een zeer sterke invloed op het klimaat op allerlei manieren – door luchtverontreiniging (broeikaseffect), door veranderingen aan het landoppervlak (landbouw, stadsuitbreiding). ( Zie het artikel in dit bericht over de mammoetjagers en het platbranden van bossen zoals nu ook in brazili in het tropische regenwoud heden tendage nog steeds gebeurd.)
Maar zolang we niet weten wat er achter de klimaatveranderingen in het verleden zat, blijft het moeilijk om klimaatverandering in de toekomst te voorspellen.
Reconstructie van klimaatveranderingen in de geschiedenis van de aarde, uit verschillende geologische gegevens. De koude perioden zijn ijstijd-perioden, tijdvakken waarin ijstijden optraden. Circa 600 miljoen jaar geleden is de aarde mogelijk geheel met ijs bedekt geweest (‘Snowball earth’ theorie). | Het klimaat in het Kwartair, het laatste ijstijd-tijdvak. De koude (blauwe) pieken in de grafiek zijn de ijstijden. Deze reconstructie is gemaakt aan de hand van loess-lagen in China. Loess is door de wind afgezet woestijnzand, waarvan in China dikke pakketten te vinden zijn. In de koude tijden waait de wind uit Siberie harder en is het stof grover. | De laatste IJstijd: Het klimaat gereconstrueerd aan de hand van de chemie van het ijs in de Groenlandse ijskap. De verhouding tussen de zuurstof isotopen 16O en 18O is een maat voor de temperatuur op het moment dat het ijs werd gevormd. Binnen de ijstijd kwam veel variatie in het klimaat voor: ‘stadialen’ (koud) en ‘interstadialen’ (warm). Vooral de opwarmingen van het klimaat kon zeer snel gaan! |
Oorzaken van ijstijden
Naar de oorzaken van ijstijden blijft het gissen.
De belangrijkste theorie is de Milankovich theorie. Volgens deze theorie zorgen schommelingen in de stand van de aardas, en periodieke veranderingen in de baan van de aarde voor kleine verschillen in de hoeveelheid zonlicht op aarde. Maar dat is op zichzelf niet genoeg.
De ligging van de continenten – vooral op het noordelijk halfrond, dichtbij de polen – is ook belangrijk. Dat kan zorgen voor grote besneeuwde oppervlakken die weer zonlicht terug kaatsen.
Er zijn veel verschillende, ingewikkelde terugkoppelingen in het klimaatsysteem waar we nog weinig van weten!
Volgens de Milankovich theorie zijn er drie belangrijke cycli die de ijstijden bepalen:
– De baan van de aarde rond de zon is niet precies een cirkel, maar een ellips.
De eccentriciteit (langgerektheid) van de ellips verandert regelmatig, er zitten cycli in de eccentriciteit van ongeveer 100.000 en 400.000 jaar. Deze cyclus heeft invloed op de afstand aarde-zon.
– De stand van de aardas ten opzichte van het baanvlak schommelt ook regelmatig, tussen een hoek van 22o en 24.5o, met een peride van ongeveer 40.000 jaar. Deze cyclus heeft invloed op de hoek waaronder de zonnestralen de aarde raken op het noordelijk en zuidelijk halfrond.
– Ook de stand van de aardas in de ruimte vertoont een schommeling: de precessiecyclus. Je kunt dit vergelijken met de schommelingen in de draaias van een tol. Er zit een cyclus van ongeveer 20.000 jaar in. Deze cyclus bepaalt op welk tijdstip in het jaar de aarde het dichtst bij de zon staat.-
De laatste ijstijd: stadialen en interstadialen
Van de laatste ijstijd is veel in detail bekend. Het was geen uniform koude periode: er waren afwisselend warme en koude intervallen, de warme heten ‘interstadialen’ en de koude ‘stadialen’. Sinds kort is ontdekt dat die stadialen en interstadialen elkaar snel afwisselden – met een ritme van zo’n 1500 jaar. Bovendien kon vooral de opwarming zeer snel gaan, binnen enkele tientallen jaren, of nog korter.
De terugkeer naar een koud stadiaal ging weer langzamer, er zit een soort zaagtandbeweging in het klimaat.
Veel hierover is bekend geworden uit boringen in het ijs van Groenland en Antarcica. Vooral de ijskap op Antarctica bevat informatie over verschillende ijstijden. De verhouding van zuurstof isotopen in het ijs is een maat voor de temperatuur. Door die isotopenverhouding te meten, kan de temperatuur op de ijskap geschat worden (zie boven).
In de Nederlandse bodem zijn de sporen van de snelle opwarming aan het begin van de interstadialen ook te vinden (links). Op deze foto is een dooimeer afzetting te zien, ontstaan doordat het ijs in een permanent bevroren bodem met ijswiggen ontdooide. Deze foto is genomen bij de bouw van viadukt ‘Noorkeveld’ over de A1 bij Hengelo.
Opwarming geeft kou
Naar de oorzaak van die zaagtandbeweging is veel onderzoek gedaan, vooral door te kijken naar boorkernen uit diepzee sedimenten in de Atlantische oceaan. Daaruit komt een merkwaardig beeld naar voren: opwarming kan de aanzet zijn voor nieuwe koude.
In het klimaat zoals we dat nu kennen transporteert de warme golfstroom warm en zout water uit de tropen naar het hoge noorden. Daar koelt het af en dit zware zoute water zinkt naar de bodem van de oceaan (rechts). Vervolgens stroomt het over de bodem weer terug naar het zuiden. Deze oceanische warmtepomp (‘thermo-haliene circulatie’) is niet stabiel. Tijdens de ijstijd is de circulatie verschillende gestopt en vervolgens weer gestart.
Hoe komt het dat de warmtepomp kan afslaan, wie draait er aan de knop? Dat is het ijs zelf. Als het noordelijk halfrond opwarmt in de ijstijd, gaan de ijskappen smelten. Dat levert enorme hoeveelheden koud, zoet water op, dat een lager soortelijk gewicht heeft dan zout zeewater. Er komt als het ware een ‘deksel’ van koud, licht water op de noordelijke oceaan te liggen, dat het zoute, warme water uit het zuiden tegenhoudt. Bovendien bevriest het makkelijker waardoor meer zee-ijs gevormd wordt. Kortom, de warmtepomp stopt, de noordelijke zeen worden kouder en de gletsjers kunnen daardoor weer groeien. Op deze manier werd een snelle opwarming steeds weer gevolgd door langzarhand terugkerende kou. Totdat een langere, meer stabiele opwarming aan het eind van de ijstijd de oceaan-warmtepomp voor langere tijd aanzette.
Tot voor kort was niet bekend dat het klimaat op aarde zo ontzettend instabiel kon zijn, we weten dit nog maar zo’n 15 jaar. We zijn gewend aan een relatief stabiel klimaat; in historische tijden hebben zich niet zo grote schommelingen voorgedaan als in de ijstijd. Maar egenlijk is instabiliteit normaal. De ijstijden met hun instabiele klimaat hebben de laatste paar miljoen jaar de overhand gehad, interglacialen met een stabiel klimaat zoals we die nu kennen duurden relatief kort.
Nederland tijdens de ijstijden
Europese ijskappen tijdens de laatste ijstijd, ca 20.000 jaar geleden (Weichselien) | Europese ijskappen tijdens de voorlaatste ijstijd, ca 150.000 jaar geleden (Saalien) |
Nederland is tijdens zeker twee ijstijden gedeeltelijk met ijs bedekt geweest. Dat heeft grote gevolgen gehad voor het landschap. Vooral van de voorlaatste ijstijd (het Saalien) is nog veel te terug te vinden in het relief van Nederland. Het ijs van de Scandinavische ijskap lag toen tot aan de lijn Nijmegen-Amsterdam
In die tijd zijn de heuvelruggen in midden en oost Nederland ontstaan (Utrechtse heuvelrug, Veluwe, heuvelruggen in Salland en Twente). Ze zijn omhooggedrukt door het ijs. Door de druk van het gletsjerijs werden de grondlagen onder de gletsjers opzij gedrukt en over elkaar heen geschoven. Waar de grond weggedrukt werd ontstonden diepe bekkens. Smeltwaterstromen zetten zand en grind af langs de rand van het ijs. In noord-Nederland werd keileem afgezet onder het ijs, een mengsel van klei, zand en stenen. De grote zwerfstenen in Nederland zijn vaak door het ijs aangevoerd.
Tijdens de laatste ijstijd kwam het landijs niet verder dan Denemarken en Noord Duitsland. Wel was het klimaat in de stadialen erg koud, het grootste deel van de laatste ijstijd groeiden er geen bomen in Nederland. In de extreem koude periode van 21000 tot 18000 jaar geleden was er poolwoestijn waarin de wind vrij spel had. We vinden veel windafzettingen uit die tijd, dat op veel plaatsen als een deken van een paar meter dik over oudere afzettingen heen ligt (‘dekzand’).
Mensen tijdens de ijstijd
Leefden er ook mensen tijdens de ijstijd in Europa? Jazeker. Ongeveer in het midden van de laatste ijstijd heeft zich zelfs een belangrijke verandering van de menselijke cultuur voorgedaan. Toen verscheen de moderne mens in Europa, en verdween de Neanderthaler. Uit die periode stammen ook de oudst bekende kunstuitingen: grotschilderingen en ivoren beeldjes.
In grote delen van Europa was er tijdens de ijstijd genoeg te eten voor een goede jager. Er waren op de steppe-toendra grote kudden dieren: paarden, bisons, en ook echt groot wild: mammoeten.
Het is nauwelijks voor te stellen wat de invloed van de snelle klimaatveranderingen op de mensen geweest kan zijn. Het klimaat kon in een mensenleeftijd volledig veranderen, van ijzige kou naar relatief warm, bijna zoals nu. Over de invloed van die klimaatveranderingen op de mensen weten we weinig. Enkele jaren geleden is er een onderzoeks project gestart waarin archeologen met landschaps- en klimaatdeskundigen hebben samengewerkt om de invloed van de klimaatveranderingen op de mens te onderzoeken. De eerste publikaties zijn dit jaar in de wetenschappelijke pers verschenen.
Broeikas effect – De allerlaatste ijstijd?
Moeten we blij zijn met het broeikaseffect, omdat we dan die barre ijstijden niet meer terugkrijgen?
Als de Milankovich theorie klopt, kun je uitrekenen hoe lang het duurt wanneer de volgende ijstijd komt: het duurt nog zo’n 60.000 jaar. Voorlopig hoeven we ons dus geen zorgen te maken, en is het niet nodig om de aarde alvast warm te stoken.
Bovendien blijkt dat we een hele grote invloed aan het uitoefenen zijn op de samenstelling van de atmosfeer, een invloed die zijn weerga niet kent in de geologiche geschiedenis. In de laatste 400.000 jaar varieerde het koolzuur gehalte van de atmosfeer tussen 190 en 280 ppm, afhankelijk van het ijstijd klimaat, een variatie dus van zo’n 90 ppm. Door menselijk toedoen is het koolzuurgehalte van de atmosfeer inmiddels gestegen tot 370 ppm, 90 ppm meer dan de maximale waarde van de laatste 400.000 jaar.
We weten eigenlijk nog veel te weinig van het klimaat af om op zo’n onverantwoorde manier ermee te rommelen. En de ijstijden laten zien, dat er veel onverwachte schakelaars inzitten die plotseling omgezet kunnen worden, met onverwachte – en snelle – effecten. Wat eerst een geleidelijke verandering kan lijken, kan plotseling een rampzalige snelheid aannemen, die onze maatschappij niet kan bijbenen. Geen belegger zou zo’n risico op de beurs durven nemen…..
Het is zelfs mogelijk dat we door het broeikaseffect eerst nog een koude periode gaan beleven, door het effect van smeltend ijs op de oceanische warmtepomp zoals hierboven beschreven is. Snel afsmelten van de Groenlandse ijskap zou de warme golfstroom kunnen stoppen. De allerlaatste ijstijd misschien wel, voor de definitieve opwarming – naar een onleefbare planeet?
‘Snowball Earth’ is het ene uiterste waarin het klimaat van onze planeet kan verkeren. Onze zusterplaneet Venus is een voorbeeld van het andere uiterste – een extreem broeikaseffect, met een atmosfeer die voor 96% uit koolzuurgas bestaat en een oppervlakte temperatuur van 482 oC. Misschien toch maar liever de kou van een ijstijd – de mens heeft bewezen dat tenminste te kunnen overleven.
IJstijden
Onderweg op zoek naar sporen van de ijstijden
Via Hunebedden en Gletsjerkuilen ontdek je wat de gletsjers 150.000 jaar geleden in het Hondsruggebied hebben achtergelaten. Het Hondsruggebied is een prima plek om een dagje te komen fietsen.
Van Hunebedcentrum en Poolshoogte
Deze groepssafari brengt je naar bijzondere plekken op de Hondsrug waar het landschap nog steeds de sporen van de ijstijden draagt.
De zeventien kilometer lange fietstocht begint bij het Hunebedcentrum in Borger. De gids leidt je rond door de Poort van De Hondsrug UNESCO Global Geopark. Daarna fietst de gids de hele tocht met je mee om onderweg het verhaal van de ijstijden te vertellen en bijzondere plekken te laten zien.
De eerste stop is bij het dorp Ees waar je naar de Gletsjerkuil gaat. Stel je eens voor: hier lag in de laatste ijstijd een berg van ijs die enkele tientallen meters hoog was…
Je fietst door de bossen rond Exloo waar op de flanken van de Hondsrug erosiedalen uit de laatste ijstijd liggen. Als het ‘s zomers warmer werd, ging de sneeuw smelten en begon het bovenste laagje van de bodem te ontdooien. Met het dooiwater spoelden er grote hoeveelheden modder mee naar beneden. En als dat jaar in jaar uit gebeurde, kreeg je enorm brede dalen.
De volgende stop is Theehuis Poolshoogte bij Odoorn waar je op de uitkijktoren een prachtig uitzicht over de bossen van het Hondsruggebied hebt. In het Theehuis kun je een heerlijke lunch bestellen.
Het laatste stuk van de fietssafari brengt je terug naar Borger. Als je nog niet uitgekeken bent, heb je hier tijd om het Hunebedcentrum te bezoeken.
Top 10 Weetjes over de ijstijd
Met al de berichten over de opwarming van de aarde en klimaatverandering, lijkt een nieuwe ijstijd verder weg dan ooit. Nochtans zijn ijstijden in de lange geschiedenis van de aarde een steeds terugkerend verschijnsel. Tijdens een ijstijd zijn grote delen van de continenten met landijs en gletsjers bedekt. De gemiddelde temperatuur tijdens een ijstijd ligt zo’n vijf tot tien graden Celsius lager dan in de perioden tussen twee ijstijden. De laatste ijstijd op onze planeet hebben we nog maar zo’n 10.000 jaar achter de terug. Natuurlijk leefden er toen al mensen op aarde. Onze verre, verre voorouders stonden oog in oog met mammoeten, schuilden in grotten tegen het barre weer en hulden zich in dikke dierenvachten om zich te beschermen tegen de kou. Wat is een ijstijd en waarom komt zo’n ijstijd om de zoveel tienduizenden jaren terug? Hieronder 10 verbazingwekkende weetjes over ijstijden.
1. Een ander aardoppervlak tijdens ijstijden
Ittiz/wikimediacommons
Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, die 116.000 jaar geleden begon en 10.000 jaar geleden eindigde, zag het aardoppervlak er heel anders uit dan nu. De ligging van de continenten was ongeveer dezelfde als tegenwoordig, maar ijs bedekte enorme stukken land. Hawaï bijvoorbeeld, dat we tegenwoordig kennen als een warm vakantieparadijs, was 18.000 jaar geleden nog bedekt met enorme gletsjers.
In het geologische tijdvak van het Pleistoceen (2,58 miljoen jaar geleden tot 10.000 jaar geleden) kwamen er tientallen perioden voor waarin de gemiddelde temperatuur op aarde aanzienlijk lager was dan tegenwoordig. In de koudste perioden bedekte ijs niet minder dan 30% van het aardoppervlak. Grote delen van Noord-Amerika en Europa waren bedekt met ijs. Het steeds terugkerende patroon van ijstijden en warmere tussenperiode wordt voornamelijk veroorzaakt door schommelingen in de stand van de aardas en de baan van de aarde om de zon.
2. Leidde het ontstaan van de Himalaya tot het begin van een ijstijd?
Het hoogste gebergte op aarde, de Himalaya, ontstond door de botsing van het Indische subcontinent op het zuiden van Azië, ongeveer 60 miljoen jaar geleden.
Door deze botsing tussen twee continentale platen kwam het aardoppervlak plaatselijk omhoog en vormde zo de indrukwekkende bergketen van de Himalaya en de hoogvlakte van Tibet.
Nieuwe inzichten doen echter vermoeden dat de vorming van de Himalaya ook leidde tot meerdere opeenvolgende ijstijden. Nieuw gesteende kwam aan de oppervlakte van de aarde en werd vervolgens blootgesteld aan erosie en verwering. Ook chemische verwering trad op, waarbij koolstofdioxide werd onttrokken uit de atmosfeer. Minder koolstofdioxide leidde tot een afkoeling van de aarde, met een hele reeks ijstijden tot gevolg!!!( vergelijk koolstofmonoxide ).
3. Gletsjers zijn de overblijfselen van ijstijden
Op dit ogenblik bedekken gletsjers nog ongeveer 10% van het aardoppervlak en smelten ze in een rap tempo af door de globale opwarming van onze planeet.
Tijdens de laatste ijstijd bedekten gletsjers echter bijna een derde van het aardoppervlak! Op het einde van de ijstijd smolt het meeste landijs, maar bleven op verschillende plaatsen nog gletsjers over. De gletsjers die we nu nog kennen, zijn dus in feite overblijfselen uit de laatste ijstijd.
De ijskap die Antarctica bedekt is in feite een kolossale gletsjer, die al meer dan 40 miljoen jaar bestaat.
4. Mini-ijstijden
Hendrick Avercamp
Tussen twee grote ijstijden (glacialen) zijn er perioden waarin de temperatuur op aarde hoger ligt en de ijskappen veel kleiner worden (interglacialen).
Tegenwoordig bevinden we ons duidelijk in zo’n tussenperiode. Nochtans kunnen er ook in een warmere tussenperiode plotselinge mini-ijstijden ontstaan. Mini-ijstijden ontstaan waarschijnlijk door een verminderde activiteit van de zon.
Dat was bijvoorbeeld het geval in de zogenaamde Kleine IJstijd, die haar ‘dieptepunt’ bereikte in de periode van 1645 tot 1715.
In West-Europa lag de gemiddelde temperatuur toen gemiddeld zo’n één tot twee graden lager dan tegenwoordig. De winters waren streng en duurden lang. De gevolgen van zo’n mini-ijstijd waren in het verleden niet gering. Het mislukken van de oogst had in vele gebieden hongersnood en miserie tot gevolg.
5. Megafauna tijdens het Pleistoceen
Tijdens het tijdvak van het Pleistoceen, waarin tientallen ijstijden werden afgewisseld met warmere tussenperioden, kwamen er in elk werelddeel zeer grote zoogdieren voor.
Deze groep van grote zoogdieren wordt megafauna genoemd.
De meeste soorten van de megafauna stierven uit op het einde van de laatste ijstijd, meer dan 10.000 jaar geleden. Sommige soorten overleefden echter en komen tegenwoordig nog steeds voor op onze planeet, bijvoorbeeld de olifanten, neushoorns, nijlpaarden en giraffen.
Tal van andere soorten verdwenen voorgoed van onze aardbol, waaronder de wolharige mammoet, de wolharige neushoorn, de holenbeer en de sabeltandtijger.
Het is niet helemaal duidelijk waarom deze grote zoogdieren massaal uitstierven op het einde van de laatste ijstijd. Sommige soorten konden zich waarschijnlijk moeilijk aanpassen aan de warmere temperaturen.
Volgens LEIDSE wetenschappers heeft echter ook de mens, die toen volop de aarde begon te bevolken, een rol gespeeld in het verdwijnen van sommige soorten. LEES HET ONDERSTAANDE BERICHT HIEROVER VAN DE Universiteit Leiden.
IJstijdjagers verwoestten bossen in heel Europa
28 november 2016
Prehistorische jager-verzamelaars hebben de hoeveelheid bos in Europa waarschijnlijk aanzienlijk verminderd door grootschalige bosbranden te veroorzaken. Dat constateert een internationaal team met onder andere klimaatonderzoeker prof. Jed Kaplan van de Universiteit van Lausanne en de archeoloog prof. Jan Kolen van de Universiteit Leiden.
Publicatie op 30 november in PLOS ONE.
Opzettelijke bosbranden of onvoorzichtigheid
Door het onderzoek ontstaat er een nieuwe kijk op de rol van jagers bij landschapsvorming. Mogelijk stichtten jager-verzamelaars tijdens de koudste fase van de laatste ijstijd, ongeveer 20.000 jaar geleden, met opzet bosbranden om op die manier graslanden en parkachtige bossen te creëren. Wellicht deden ze dit om wild aan te trekken.
Ook konden zij hierdoor gemakkelijker plantaardig voedsel en grondstoffen verzamelen en zich sneller verplaatsen.
Een andere mogelijkheid is dat de jagers op grote schaal bos- en steppebranden veroorzaakten door onzorgvuldig gebruik van vuur in het halfopen landschap.
Grootschalige menselijke invloed op landschap
De onderzoekers combineerden analyses van ijstijdafzettingen (löss) en computersimulaties met nieuwe interpretaties van archeologische gegevens. Ze tonen aan dat jagers binnen heel Europa, van Spanje tot Rusland, het landschap konden veranderen.
Deze eerste grootschalige menselijke invloed op het landschap en de vegetatie zou dus TEN TIJDEN VAN 20.000 jaar vóór de industriële revolutie hebben plaatsgevonden.
De ijstijd wordt dikwijls voorgesteld als een tijdvak van kou en sneeuw dat geregeerd werd door mammoeten, bizons en reusachtige beren. Maar de onderzoekers laten zien dat mensen toen wel degelijk in staat waren om landschappen aanzienlijk te beïnvloeden.
Aslaagjes
Het aantonen van deze menselijke invloed verklaart waarom er voor deze periode tegenstrijdige reconstructies zijn. Reconstructies van de vegetatie op basis van stuifmeel en plantenresten uit meer- en moerasafzettingen suggereren dat Europa een open steppevegetatie had.
Maar computersimulaties op basis van acht mogelijke klimaatscenario’s laten juist zien dat het landschap in grote delen van Europa onder volstrekt natuurlijke omstandigheden veel bosrijker zou zijn geweest. Mensen moeten verantwoordelijk zijn geweest voor het verschil, stellen de onderzoekers. Er zijn bovendien veel sporen gevonden van vuurgebruik in jachtkampen uit deze periode en een ander bewijs vormen de aslaagjes in de bodem.
Eerder Leids onderzoek suggereerde al menselijk ingrijpen
Het team uit Lausanne bestond uit de klimaatonderzoekers en ecologen Jed Kaplan, Mirjam Pfeiffer en Basil Davis. Van de Universiteit Leiden werkten de archeologen Jan Kolen en Alexander Verpoorte mee aan het onderzoek.
Een eerdere publicatie van de Leidse onderzoeksgroep Human Origins, die in 2015 verscheen in Current Anthropology, suggereerde al dat jager-verzamelaars van de oude steentijd hun natuurlijke omgeving mogelijk aanzienlijk hebben beïnvloed door het gebruik van vuur. De nieuwe publicatie in PLOS ONE bevestigt deze hypothese en kan een van de vroegste voorbeelden zijn van grootschalige menselijke invloed op het landschap in heel Europa.
Het onderzoek werd gefinancierd door de European Research Council (ERC) en de Swiss National Science Foundation (SNSF) in het geval van het team uit Lausanne, en het Europese onderzoeksprogramma HERCULES in het geval van de Leidse onderzoekers.
6. Vijf grote ijstijdvakken in de geschiedenis van de aarde
In het tijdvak van het Pleistoceen kwamen er verschillende ijstijden voor, die tienduizenden tot honderdduizenden jaren duurden.
Geologen onderscheiden echter vijf grote ijstijdvakken in de geschiedenis van de aarde. Tijdens die ijstijdvakken zijn er perioden waarin de temperaturen lager zijn en de ijskappen aangroeien (de ijstijden of glacialen). De ijstijden worden afgewisseld met warmere perioden (de interglacialen), waarin de ijskappen kleiner worden, maar niet helemaal verdwijnen.
Het langst bekende ijstijdvak is het Huronische tijdvak, dat 2,4 miljard jaar geleden begon en 2,1 miljard jaar geleden eindigde. Dit ijstijdvak duurde dus maar liefst 300 miljoen jaar. Het op een na langste ijstijdvak trad op tijdens het Cryogenium, 850 tot 625 miljoen jaar geleden. Het is opmerkelijk dat we op dit ogenblik, geologisch gezien, nog steeds in een ijstijdvak leven. Het huidige ijstijdvak, het Kwartair, begon zo’n 2,5 miljoen jaar geleden. Op dit ogenblik bevinden we ons in een warmere tussenperiode van dit ijstijdvak.
7. De sneeuwbalaarde
Tijdens de laatste ijstijd waren er perioden waarin het aardoppervlak voor 30% onder ijs was bedolven. Er bestaat echter een hypothese dat tijdens de lange ijstijden in het Cryogenium de aarde vrijwel volledig met ijs was bedekt.
Vanuit de ruimte leek de aarde toen op een grote sneeuwbal, vandaar de benaming ‘sneeuwbalaarde’. Dit zou het geval geweest zijn tijdens het Sturtien (een ijstijd in het Cryogenium die 60 miljoen jaar duurde) en de Marinoan ijstijd (een ijstijd in het Cryogenium die 15 miljoen jaar in beslag nam).
In die periode lag de gemiddelde temperatuur rond 30 graden onder het vriespunt en kwamen er ijskappen voor rond de evenaar. Alleen in het iets warmere water onder de ijskappen kwam er enige vorm van leven voor.
8. De opkomst van de moderne mens
De eerste moderne mensen, Homo Sapiens genoemd, verschenen zo’n 100.000 jaar geleden op aarde.
Op het einde van de laatste ijstijd, ruim 10.000 jaar geleden, begonnen ze zich over de aarde te verspreiden. De Homo Sapiens heeft dus de laatste ijstijd overleefd, ondanks het feit dat de mens geen grote gestalte had of beschikte over een dikke vacht om zich te beschermen tegen de kou.
De mens onderscheidde zich echter van de dieren door zijn intelligentie en vindingrijkheid. Hij joeg op mammoeten en andere dieren van de megafauna en bedekte zich met de dikke huiden van deze dieren. De mens zocht ook beschutting in grotten en spelonken en kon zo de koudste perioden van de laatste ijstijd de baas.
9. Planten in de ijstijd
Opmerkelijk genoeg bestonden er planten die konden weerstaan aan de koude van de laatste ijstijd. Zelfs in de koudste perioden waren er gebieden met grassen en struiken, waar plantenetende dieren zoals mammoeten naar hartenlust konden grazen. Ook dennenbomen, die koude temperaturen kunnen verdragen, kwamen voor.
In gebieden dichter bij de evenaar ontstond een meer gevarieerde vegetatie met bijvoorbeeld wilgenbomen. Waarschijnlijk kon de vegetatie in de warmere gebieden vergeleken worden met de plantengroei in het huidige Siberië. Lang niet alle bestaande plantensoorten overleefden echter de laatste ijstijd. Planten die zich niet konden aanpassen aan de lagere temperaturen, verdwenen van de aardbol.
10. De invloed van vervuiling
Tegenwoordig is het een ‘hot item’: de opwarming van de aarde als gevolg van de ongebreidelde koolstofdioxide-uitstoot door onze industrie, onze auto’s en onze verwarmingstoestellen. Als we de normale cyclus van het optreden van ijstijden bestuderen, zouden we een volgende ijstijd mogen verwachten binnen 1.500 jaar.
De opwarming van de aarde zou dit natuurlijke patroon echter sterk kunnen verstoren. Wat de toekomst brengt, of we de opwarming van de aarde kunnen tegengaan en over 1.500 jaar een volgende ijstijd beleven, kan op het ogenblik simpelweg niemand voorspellen.
Het valt ook niet te voorspellen wanneer een verminderde activiteit van de zon een nieuw mini-ijstijd inluidt. Een ding is echter wel zeker: het klimaat op aarde is al vele malen in haar lange geschiedenis veranderd, en dit zal ook in de toekomst blijven gebeuren.