Er bestaan veel horrorverhalen over de desastreuze effecten van exotische dier- en plantsoorten. Terecht? Of valt het eigenlijk allemaal wel mee?
De Amerikaanse vogelkers is bijvoorbeeld, ondanks heftige bestrijdingspogingen, niet meer weg te denken uit de Nederlandse natuur. En ook de muskusratten moeten we waarschijnlijk tot in de einde der dagen bestrijden om ernstige schade in onze dijken te voorkomen.
We vragen vandaag aan twee biologen hoe we om moeten gaan met exotische dieren en planten in Nederland. Wim van der Putten is hoogleraar Functionele Biodiversiteit aan de Wageningen Universiteit, en Wouter van der Weijden is directeur van Stichting Landbouw en Milieu en auteur van het boek Biological Globalisation.
Lokaal: Apeldoorn ( bron BNN/Vara )
De monniksparkiet komt van oorsprong uit Zuid-Amerika. Via een vogelhandelaar is een groepje in het wild in Apeldoorn beland. Daar weten de dieren zich wonder boven wonder zelfstandig te redden. Op een paar andere plaatsen in ons land worden ook monniksparkieten gezien, maar daar worden ze structureel bijgevoerd.
Anders dan alle andere parkieten en papegaaien die ons land hebben gevonden, bouwt de monniksparkiet een eigen nest. Hij neemt dus geen nestholen in bezit van spechten of andere holenbroeders. Bovendien plant de monniksparkiet zich niet als een dolle voort, zoals de halsbandparkieten bijvoorbeeld wel doen. Vogelaar Peter Lindeboom koestert de monniksparkieten in het Apeldoornse Mheenpark dan ook: “Het is inderdaad een exoot, maar zeker niet invasief!”
Verplaatsen
De enige overlast die de parkieten kunnen veroorzaken is volgens sommigen het geluid. Maar daar is een vrij simpele oplossing voor. Vorig jaar heeft Lindeboom ervoor gezorgd dat de gemeente Apeldoorn enkele nesten die overlast veroorzaakten heeft verplaatst naar een plek midden in het park. De parkieten vonden het best: die zijn gewoon doorgegaan met nestelen op hun nieuwe plek, alsof er niets was gebeurd.