Leven en Werken
Jan Willem van Borselen was een zoon van de onderwijzer en directeur van het Waalse weeshuis te ‘s-Gravenhage Pieter van Borselen en Cornelia van den Ing. Naast onderwijzer was zijn vader Pieter van Borselen ook een niet onverdienstelijk schilder van landschappen en stadsgezichten.
Op 13 mei 1863 trouwde hij te ‘s-Gravenhage met de toen twintigjarige Anna Josina Gerardina Doeleman
Jan Willem van Borselen was een leerling van zijn vader Pieter van Borselen en van Andreas Schelfhout. Théophile de Bock en Timotheus Wilhelmus Ouwerkerk behoorden tot zijn leerlingen. Van Borselen is vooral bekend om zijn winderige Hollandse polderlandschappen met water en bomen. Het Stadsmuseum Woerden bezit werk van Van Borselen en heeft in 2002 een tentoonstelling met de titel “Wind en Wilgen” aan hem gewijd. Ook het Amsterdamse rijksmuseum bezit werken van Van Borselen. Hij was lid van de Hollandsche Teekenmaatschappij en Pulchri Studioin Den Haag. Hij was bestuurslid van de Société Royale Belge des Aquarellistes en van het Koninklijk Genootschap van Nederlandsche Aquarellisten, waarvan hij medeoprichter was.
Tot de Haagse School behoorden onder andere Hendrik Willem Mesdag, Jozef Israëls, Anton Mauve, Jacob Maris, Willem Maris en Johannes Bosboom.
Jan Willem van Borselen
Gouda 1825 – 1892 Den Haag
Weinig schilders wisten het Hollandse rivierlandschap zo treffend vast te leggen als Jan Willem van Borselen. Van Borselen vond de meeste inspiratie in de waterrijke gebieden van het huidige Groene Hart: rondom Gouda, langs de Hollandsche IJssel, de Gouwe en de Vlist of in de buurt van Stompwijk en Zoetermeer. Hij schilderde er de uitgestrekte groene landschappen met hun rivieroevers, rietkragen schietwilgen en zanderige wegen met boerderijen. Door zijn boomtoppen liet hij vaak een koele wind waaien, zodanig dat deze voor de beschouwer bijna voelbaar is.
Van Borselen bouwde zijn werk op in heldere groen- en blauwtinten en was buitengewoon vaardig in compositie en perspectief. Kenmerkend voor zijn landschappen zijn de diagonale lijnen en het prachtig lichtspel van elkaar afwisselde zon- en schaduwpartijen, die de dieptewerking nog eens versterken. Dikwijls stoffeerde hij het geheel met enkele figuren, koeien langs de kant of een bootje in het water. Qua penseelvoering werkte Van Borselen aanvankelijk nog behoorlijk fijn, in navolging van zijn leermeester Andreas Schelfhout. Later, toen het impressionisme zijn intrede deed in de Nederlandse schilderkunst, werd ook het penseel van Van Borselen losser.
Hoewel hij echter nooit een Haagse School-kunstenaar pur sang zou worden, speelde Van Borselen wel een belangrijke rol in de overgang van de Romantische schilderkunst naar de Haagse School. In tegenstelling tot zijn voorgangers probeerde hij de natuur zo realistisch mogelijk weer te geven, zonder opsmuk of grootse effecten. Hierin manifesteerde Van Borselen zich als een vernieuwer. Zijn werk werd geprezen om zijn frisheid, oorspronkelijkheid en naturalisme. Van Borselen kreeg dan ook grote waardering voor zijn werk. Hij deed veelvuldig mee aan exposities in binnen- en buitenland en kreeg veel onderscheidingen. Ook verkocht hij regelmatig werk aan zowel grote particuliere verzamelaars als aan toonaangevende musea. Zelfs het Koninklijk Huis mocht hij tot zijn opdrachtgevers rekenen.