KUNST 4: DE SCHILDERKUNST VAN DE HAAGSE SCHOOL 1860-1900; BESLAAT SLECHTS EEN PERIODE VAN 40 JAAR EN IS EEN TIJD VAN VERNIEUWING IN DE SCHILDERKUNST, MUZIEK, BEELDHOUWEN, EN BOUWSTIJLEN NA DE RENAISSANCE.

We behandelen hier eerst de schilderkunst

De Haagse School was een beweging van gelijkgestemde Nederlandse kunstschilders die grofweg tussen 1860 en 1900 in Den Haag werkten, dan wel anderszins verbonden waren met de residentiestad. De leden zetten zich af tegen de romantische traditie die rond het midden van de negentiende eeuw hoogtij vierde in de Hollandse schilderkunst en die de werkelijkheid idealiseerde.

De schilders van de Haagse School, onder wie Jozef Israëls, de gebroeders Jacob en Willem MarisWillem RoelofsConstant GabriëlHendrik Willem Mesdag en Anton Mauve, streefden een realistische weergave na. Kenmerkend was dat die weergave tevens een spiegel probeerde te zijn van de gemoedstoestand van de kunstenaar. Ze bewonderden de Franse kunstenaars van de School van Barbizon, die net als zij zoveel mogelijk en plein air werkten. De onderwerpen die ze kozen waren typisch “Hollands”: polders, rivierlandschappen, koeien, schapen, molens, visserstaferelen, bomschuiten en bovenal: grote wolkenpartijen. De weergave van het licht en de atmosfeer stond centraal.

Aanvankelijk was het kleurgebruik van de Haagse School vrij somber, met een zekere nadruk op grijze tinten, reden waarom ze ook wel de “grijze school” werd genoemd. Later werden de Haagse Scholers ook beïnvloed door het Franse impressionisme: het kleurgebruik werd lichter en de verftoets losser. Een aantal jongere schilders sloeg na 1885 nieuwe, meer modernistische richtingen in. Een “nabloei” van Haagse Scholers zou echter nog tot ver in de twintigste eeuw doorwerken in de stemmingsvolle realistische stijl van hun voorgangers.